SV | En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israels, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren. |
WLC | וַתַּ֤הַר עֹוד֙ וַתֵּ֣לֶד בַּ֔ת וַיֹּ֣אמֶר לֹ֔ו קְרָ֥א שְׁמָ֖הּ לֹ֣א רֻחָ֑מָה כִּי֩ לֹ֨א אֹוסִ֜יף עֹ֗וד אֲרַחֵם֙ אֶת־בֵּ֣ית יִשְׂרָאֵ֔ל כִּֽי־נָשֹׂ֥א אֶשָּׂ֖א לָהֶֽם׃ |
Trans. | watahar ‘wōḏ watēleḏ baṯ wayyō’mer lwō qərā’ šəmāh lō’ ruḥāmâ kî lō’ ’wōsîf ‘wōḏ ’ăraḥēm ’eṯ-bêṯ yiśərā’ēl kî-nāśō’ ’eśśā’ lâem: |
En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israëls, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israëls, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!